*kleine en grote mara

info de mara/huisvesting/voeding/voortplanting

 

Wie dit hoogpotige dier met grote oren voor de eerste keer ziet, denkt dat het een grote hazensoort of een kleine gazelle is. De mara is echter een knaagdier dat behoort tot de cavia-achtigen. Van nature komt het dier voor in de Zuid-Amerikaanse pampa's. Er zijn twee soorten pampahazen: de dwergmara (Dolichotis salinicola), ook chacoan mara genoemd en de grote mara (Dolichotis patagonum) die je het vaakst bij liefhebbers kan aantreffen.

De pampahaas is kortharig met een deels bruine, grijze en witte vacht. Vanaf de neus tot aan het korte staartje gemeten is de grotemara ongeveer 75 centimeter lang.  Het korte staartje van 4 cm, wordt gebruikt als alarmsignaal wanneer er leden van de groep worden belaagd. Volwassen exemplaren wegen ± 9 kg en in gevangenschap kunnen ze gemakkelijk 10 tot 15 jaar oud worden. Het zijn echte knaagdieren, hun tanden groeien heel hun leven bij. Ze zijn herbivoren die vooral overdag actief zijn, ze liggen meestal te zonnebaden of grazen gras, groene twijgen en bladeren.

Als de avond valt kruipen ze in hun zelf uitgegraven hol. Elke voorpoot heeft 4 tenen met scherpe klauwen voor het graven van hun diepe en grote hol. Als ze een verlaten gat of tunnel van een ander dier aantreffen, zullen ze dit met veel plezier innemen. Mara's zijn goede renners die bij gevaar tegen een snelheid van 45 km/u kunnen weglopen. Dankzij hun lange poten zijn het ook prima springers, ze kunnen sprongen maken van twee meter.

voortplanting
Mara's leven in de natuur als monogame koppels waarbij het mannetje zijn hele leven lang bij zijn vrouwtje blijft. De koppeltjes leven wel in kleine groepjes samen. Het vrouwtje loopt steeds als eerste met haar mannetje achter haar aan. 
Terwijl het vrouwtje haar jongen laat zogen of aan het grazen is, houdt het mannetje de omgeving in de gaten voor mogelijke roofdieren of rivalen. Wanneer er een indringer wordt waargenomen zal het mannetje zijn gezin beschermen door de vijand of rivaal te verwittigen met een bromgeluid dat hij vanuit zijn hoefjes produceert. Het is niet raadzaam om meer dan een volwassen mannetje in een groep te houden. De kans is groot dat ze zullen vechten op leven en dood. In gevangenschap kun je gemakkelijk meerdere vrouwtjes bij één mannetje houden.

Een volle dracht duurt 96 dagen bij de grote mara en 77 dagen bij de dwergmara. Na de draagtijd worden één tot drie jongen geboren van elk zo’n 550 gram. Bevallingen gebeuren vaak in een gemeenschappelijk hol, waar de jongen van wel 15 marakoppeltjes kunnen samen zitten. Net als bij cavia’s kunnen de jongen al onmiddellijk na de geboorte zien, lopen en gras eten. De jonge mara’s zullen wel nog twee maal per dag bij de moeder zogen en ze blijven in de buurt van het nest tot ze drie maanden oud worden. Een jaar na de geboorte kunnen de jongen zelf ook hun eerste nestje ter wereld brengen. 

Mara’s zijn van nature erg schuw. Door veel in contact te komen met mensen laten ze die grote schrik snel varen. In gevangenschap kun je ze houden achter een afrastering die slechts 1,20 meter hoog hoeft te zijn. 
Aan gewone stevige afrasteringdraad zullen ze knagen waardoor die na een jaar doorgebeten kunnen geraken tenzij je tegen de onderste 30 cm van de draad een plastiekplaat of houten planken aanbrengt. Dan zitten de dieren ineens ook uit de wind. Plaats je een omheining van stevige draadpanelen dan zullen ze die niet doorbijten. 
Geef hen regelmatig wilgentakken om van te knagen. Alle bomen en heesters binnen de loopweide moeten beschermd worden met gaasdraad of ze worden zeer snel van hun schors en bladeren ontdaan.

Mara’s springen niet om uit hun ren te kunnen ontvluchten, tenzij je hen opjaagt. Je vangt ze best door ze eerst in hun stal te lokken en ze dan bij hun nekvel te nemen. Zeker niet aan de poten, want die zouden hierbij kunnen breken. In de weides graven mara’s ondergrondse burchten. Je kunt ook zelf bepalen waar je deze wil hebben door er vooraf een te maken. 
Graaf op de gewenste plaats een laag van 25 cm grond uit en plaats daarin twee lagen snelbouwstenen zodat de bovenste laag nog 5 cm boven het grondoppervlak komt. Deze stenen voorkomen dat er water in de burcht blijft staan. Daar bovenop plaats je één of twee gehalveerde regentonnen. Aan de voorzijde komt een betonbuis met een diameter van 20 cm en de regentonnen bedek je met grond, rotsen en keien. 

Leg langsheen de afrastering een loopdal van 30 cm breed om de kans op graven te minimaliseren. Verder is het aangeraden om de afrasteringdraad voldoende in de grond te laten doorlopen tot een halve meter diepte. Per koppeltje heb je een ruimte van ± 100 m² nodig. In gevangenschap mag je jaarlijks twee nestjes jongen verwachten van één tot drie stuks.

Ze verdragen ons Europees klimaat heel goed zolang ze maar onderdak hebben om aan de sneeuw, regen of aan de hevigste zon te ontsnappen. Van nature zijn ze op de pampa’s van Argentinië gewend aan intens hete zomers en bitter koude winters. Ze zijn dus goed uitgerust om te overleven bij de meest extreme weersomstandigheden. Mara’s zijn niet gevoelig voor ziektes of plagen, maar je dient ze wel om de twee à drie maanden te ontwormen, best met ontwormingskorrels.

Voeding
Gras, hooi, wortels, witloof, appels, kruiden, jonge twijgen van wilgen, graanmix, caviavoer en paardenkorrels met een zo laag mogelijk eiwitgehalte, vormen een gezonde voeding. Aangezien de dieren droogvoer en korrels eten moeten ze ook over fris drinkwater beschikken. 
Wie mara’s wenst te houden hoeft deze niet te laten registreren zoals je dat bij schapen, koeien,… wel moet doen.