+ info/voeding natuur/uiterlijk/voortplanting/

 

Afrikaanse wilde honden leven in savannes, licht beboste streken, steppen en graslanden, zowel in laagland als in bergen. Ze  kwamen oorspronkelijk algemeen voor in een groot deel van Afrika ten zuiden van de Sahara, in alle gebieden met voldoende prooidieren. Ze ontbraken enkel in de dichte bossen in West- en Centraal-Afrika. Door toedoen van de mens is het leefgebied echter versnipperd geraakt. Deze versnippering is een grote bedreiging voor deze diersoort, die namelijk veel ruimte nodig heeft. Ze komen nu nog voor in Namibië, Botswana, Mozambique, delen van Zimbabwe, Swaziland en de Transvaal.

De Afrikaanse wilde hond is een grote, gevlekte hond met een lang, slank lichaam en lange poten, grote afgeronde oren en een lange, volle staart. De kop is vrij kort en breed, met krachtige kaken. De gemiddelde Afrikaanse wilde hond heeft een kop-romplengte van 76 tot 112 cm, een staartlengte van 30 tot 41 cm en weegt zo'n 18 tot 36 kg. Mannetjes en vrouwtjes zijn ongeveer even groot.

Ze hebben een korte vacht met weinig tot geen ondervacht. De kleur is donkerbruin tot zwart met onregelmatige roomkleurige, witte en geelbruine vlekken. Het vlekkenpatroon en de kleur van de vlekken verschilt zeer per individu, maar onder verwante dieren en dieren uit dezelfde regio zijn gelijkenissen te vinden. De staartpunt is bijna altijd wit, en de snuit meestal zwart. Jonge dieren zijn meer zwart van kleur met verspreid enkele witte vlekken, voornamelijk op de poten.

Afrikaanse wilde honden kunnen een snelheid van 55 km/u halen.

  • Alhoewel deze soort veel op de hond lijkt, zijn de twee geen nauwe verwanten. De hond is meer verwant aan de wolf en ook wel de jakhalzen, dan aan de Afrikaanse wilde hond.
  • De Afrikaanse wilde hond heeft een sterke, herkenbare geur.
  • Wilde honden jagen in groepen. Dat maakt hen zo succesvol. Door hun prooi eerst uit te putten en daarna met z'n allen toe te slaan, kunnen ze zelfs prooien vangen die groter, sterker en sneller zijn.
  • Tijdens het eten tolereren ze aaseters behalve hyena's die ze wegjagen en soms verwonden en zelfs doden.

Afrikaanse wilde honden zijn hoofdzakelijk dagdieren die gezamenlijk 's ochtends en vroeg in de avond jagen. Bij volle maan jagen ze ook wel 's nachts. Ze jagen voornamelijk op middelgrote antilopen als impala's, Thomsongazelles, blauwe gnoes en grote koedoes. Ze zijn echter ook in staat grotere dieren als zebra's te doden. Het dominante paar bepaalt op welke prooi er gejaagd gaat worden. Hun specialiteit is niet zozeer snelheid maar uithoudingsvermogen. Ze kunnen over een afstand van vijf kilometer een gelijkmatig tempo van 48 km/u volhouden. In een korte sprint kunnen ze snelheden van 55 km/u bereiken.

De troep achtervolgt een prooi en hapt naar de achterzijde en de flanken van het prooidier totdat deze vermoeid raakt. In tegenstelling tot katachtigen zoals de leeuw grijpen de Afrikaanse wilde honden hun prooi niet bij de keel maar in de buik. Ze rukken de ingewanden eruit en hierdoor komen de prooidieren niet door verstikking maar meestal door een shocktoestand om het leven. Dit klinkt barbaars en daarom werden Afrikaanse wilde honden tot in het recente verleden beschouwd als verderfelijk. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat de prooien van Afrikaanse wilde honden sneller overlijden dan die van leeuwen en luipaarden.

Het zijn zeer sociale dieren die een strikte hiërarchie in hun groep hebben. Er zijn aparte hiërarchieën onder mannetjes en de vrouwtjes. Ze werken niet alleen samen bij het verzorgen van de jongen maar ook bij het verzorgen van gewonde of zieke dieren alsmede voor volwassen dieren die niet in staat zijn om zelf te jagen. Binnen een groep is er geen onderlinge agressie waarneembaar behalve tussen het dominante vrouwtje en ondergeschikte vrouwtjes die willen paren.

De kern van een groep is een dominant paartje. Het dominante paartje is herkenbaar aan de verhoogde neiging om het territorium met urine af te bakenen.

Na het ontwaken, vroeg in de ochtend of laat in de middag, ontstaat er een soort samenkomst-ceremonie, waarbij jonge wilde honden samenscholen en andere dieren lastigvallen door om ze heen te cirkelen. Dieren die niet lastiggevallen willen worden sluiten tijdelijke vriendschappen met andere dieren, waarbij ook zij samenscholen in grotere groepen. Deze ceremonie zorgt voor het mobiliseren en verbinden van individuele dieren in een jachttroep.

Een groep bestaat tegenwoordig meestal uit maximaal 40 dieren waaronder ongeveer zes volwassen mannetjes en vier volwassen vrouwtjes en hun nageslacht. De gemiddelde groepsgrootte is 7 tot 15 dieren. Vroeger waren groepen veel groter, en zijn er groepen waargenomen van enkele honderden wilde honden. Grotere groepen hebben grotere territoria dan kleinere groepen. Ook hebben welpen in grotere groepen een hogere overlevingskans. Het territorium van een groep kan zeer groot zijn, 200 tot 2000 km². In groepsverband doorkruisen ze het territorium.

De Afrikaanse wilde hond is meestal zwijgzaam. Als contact-roep dient een laag, doordringend en herhalend krassend geluid, bij opwinding in de groep laat hij een staccato gepiep horen.

Een volwassen Afrikaanse wilde hond vertoont in zijn omgang met andere wilde honden binnen een groep opvallend vaak infantiel gedrag als bedelen. Op deze manier kan een wilde hond bij een potentieel agressief dier meer zorgzame reacties teweegbrengen, waardoor dit niet zal aanvallen.

Afrikaanse wilde honden hebben weinig natuurlijke vijanden, hoewel leeuwen een belangrijke bron van sterfte zijn. Hyena's stelen vaak hun voedsel.

Enkel het dominante paartje mag zich voortplanten. Ze blijven vaak hun hele leven monogaam. Het paren door ondergeschikte dieren wordt verhinderd waarbij het er tussen de vrouwtjes soms agressief aan toe kan gaan.

De draagtijd bedraagt gemiddeld 10 weken. Afrikaanse wilde honden krijgen van alle hondachtigen de grootste worpen: gemiddeld tien welpen per worp. De meeste welpen worden in maart tot juli geboren aan het einde van de regentijd, in een ondergronds hol. Meestal is dit het verlaten hol van een aardvarken.

De welpen zijn bij de geboorte blind en hulpeloos. Na een maand komen ze voor het eerst buiten het hol. Na vijf weken gaan ze van moedermelk over op opgebraakt voedsel. Na negen weken gaan ze met de andere volwassen honden mee op jacht, en na een jaar zijn ze volgroeid. Andere volwassen dieren helpen mee met de zorg voor de jongen, onder andere door voedsel op te braken.

Na 12 tot 18 maanden zijn zowel de mannetjes als de vrouwtjes geslachtsrijp. Maar meestal paren ze pas als ze veel ouder zijn. De jongste leeftijd waarop een paring is waargenomen is met 22 maanden. Na 2½ jaar verlaten de jonge vrouwtjes meestal de groep om zich aan te sluiten bij groepen die geen volwassen vrouwtjes hebben. Van de jonge mannetjes blijft ongeveer de helft in de groep, terwijl de rest nieuwe groepjes vormen.

De Afrikaanse wilde hond wordt meestal niet oud: veel dieren sterven voor het tiende levensjaar.