*info/levensduur/voeding/paring/leeftijd/geboorte
De argali is het grootste schaap ter wereld. Het wordt ook gewoon het wild schaap genoemd. Ze leven in de hoge vlaktes van midden Azië. Omdat ze op zo vele plaatsen voorkomen, kunnen we de dieren zelfs onderverdelen in ondersoorten. De dieren grazen op de bergweiden of op open vlaktes. In bossen zal je ze niet gauw vinden, omdat ze daar hun vijand moeilijk kunnen opmerken. De argali's kunnen tot op een hoogte van meer dan vijf duizend meter voorkomen. Maar in de winter als het echt te koud wordt daar boven, dan zakken ze af naar lagere plaatsen. Daar zullen ze ook hun jongen krijgen. De mannetjes gaan al in de vroege lente terug de hoge bergen in. Vrouwtjes en jongen blijven graag op steile rotsen, omdat hun vijand hen daar moeilijker kan volgen.
De zwaarste dieren kunnen tot 200 kilogram wegen en meer dan één meter hoog worden. Hun vacht is in de winter roodbruin tot donkerbruin of beige. In de zomer worden ze allemaal wat roder. Van aan hun hals tot midden hun rug loopt er een zwarte streep. Het achterwerk en de staart zijn wit van kleur. Ze hebben ook grote en zware hoorns. Het zijn de grootste en zwaarste van alle schapensoorten. Ze krullen naar achter in de vorm van een spiraal. Bij sommige mannetjes worden de hoorns wel 160 centimeter lang.
Grootte
Gewicht: 65-180kg
Schouder hoogte: 90-120 cm
Lengte: 120-200cm
Levensduur
10-13 jaar , maar de gemiddelde leeftijd ligt rond de 4 tot 5 jaar.
voedsel: grassen,kruiden,zegge,bladeren,struiken,Een volwassen argali werkt op een dag 16 tot 18 kg voedsel naar binnen.
Bronsttijd en paring
De bronstijd duurt in Mongolië van september tot oktober, in de Altaj van november tot december en in Tibet van december tot januari.
Aan het begin van de bronst verdwijnen de mannelijke kuddes omdat de mannetjes zich bij de vrouwelijke kuddes proberen aan te sluiten. Elke kudde vrouwtjes neemt één of meerdere rammen op, maar maximaal ongeveer zes.
In de eerste weken van de bronst bepalen de rammen door gevechten een onderlinge hiërarchie. Het op elkaar stoten van de horens kan 400 tot 800 m verderop nog te horen zijn. Bij de gevechten kunnen de dieren elkaar verwonden (vooral aan de neus) en vaak raken de horens beschadigd.
Na dit eerste deel van de bronsttijd houden de gevechten op en dulden de rammen elkaar beter, maar liefst niet in elkaars naaste omgeving. Na het besnuffelen van de genitaliën van de vrouwtjes komt het tot de paring . Aan het einde van de bronst blijven de mannetjes nog een of twee maanden in de kudde, om daarna weer hun eigen weg te gaan.
Geboorte en zoogtijd
De draagtijd is 160 tot 165 dagen.meestal 1 of 2 lammeren . In de warmere gebieden worden de eerste lammetjes in maart en april geboren, in de hogere, koudere streken in mei tot juni. Normaal gesproken komt per worp een enkel lammetje ter wereld, maar ook komen tweelingen voor. Bij de ondersoorten in de Altai, Tibet en de Pamir zijn tweelingen zeldzaam, terwijl in de Tiensjan een derde van alle worpen tweelingen was en zelfs een enkele keer de geboorte van een drieling is waargenomen. Over het algemeen zijn tweelingen zeldzamer naarmate het gebied onherbergzamer is.
De lammetjes hebben een grijsgele vacht, met een donkerbruine kop. Zolang de lammetjes zogen, scheiden de moeders zich van de rest van de kudde af om steilere delen van de helling te begrazen, waar hun jongen veiliger zijn. Bij de geboorte wegen de lammetjes ongeveer 3 kg. Als ze 15 tot 20 dagen oud zijn beginnen de horentjes te groeien. Tegelijkertijd groeit het melkgebit, dat op tweejarige leeftijd door een blijvend gebit wordt vervangen. Na ongeveer 2 maanden leren de lammetjes zelf te grazen en stopt de moedermelk.
De wetenschappelijke naam Ovis gmelini wordt meestal gebruikt. De naam moeflon wordt soms ook per abuis gebruikt voor de argali, een verwante soort. Argali's zijn echter groter dan moeflons.
Europese moeflon (Ovis gmelini musimon)
Cypriotische moeflon (Ovis gmelini ophion)
Ovis gmelini gmelini of Ovis gmelini anatolica
Ovis gmelini isphahonica
Ovis gmelini laristanica
Ovis gmelini ssp