*info/uiterlijk/voeding/voortplanting/leeftijd

 

Het verspreidingsgebied van boshonden loopt van Panama in Midden-Amerika tot het zuiden van Brazilië in Zuid-Amerika. Ze leven vooral in de buurt van rivieren in regenwouden tot 1900 meter hoogte, natte savannes en pampa's maar ook op open graslanden.

De boshond is een zeldzame hondachtige waarover maar weinig bekend is. Hij is, net zoals de Afrikaanse wilde hond, een echte wilde hond maar qua uiterlijk lijkt hij meer op een marter dan op een hond. Hij heeft net als een teckel een vrij gedrongen lichaam en is aangepast aan een semi-aquatisch leven onder in het bos. Hij heeft korte poten, een korte pluimstaart en een afgeronde snuit en oren en een sterke nek en heeft bovendien zwemvliezen tussen zijn tenen.

De kop en de hals zijn roodachtig van kleur. De bruine rug wordt naar de staart toe donkerder. De onderkant is donker van kleur en soms is er een lichtere keelvlek zichtbaar. Omdat oogcontact in het bos moeilijk is produceert de boshond een grote range van geluiden.

Er zijn drie ondersoorten bekend:

  • Speothos venaticus panamensis. Deze soort leeft in het noordwesten van Zuid-Amerika, is klein en bovendien lichter van kleur;
  • Speothos venaticus venaticus.  Deze soort leeft in het Amazone bekken, is middelgroot en donkerder van kleur;
  • Speothos venaticus wingei. Deze soort leeft in het zuidwesten van Brazilië, is middelgroot en licht van kleur
  • Van alle wilde honden kunnen de boshonden het beste zwemmen en duiken.
  • Het gebit bestaat uit 40 tanden en kiezen. Dat is twee minder dan bij andere hondachtigen.

Boshonden zijn carnivoren en eten dan ook uitsluitend vlees. Door in kleine groepjes van maximaal 10 dieren op jacht te gaan kunnen ze prooien vangen die veel groter zijn dan zijzelf. Zo kunnen ze prooien vangen van wel tien keer hun eigen lichaamsgewicht zoals capibara's en nandoes.

In meer open gebieden jagen de boshonden vaak alleen. Ze jagen dan op kleine knaagdieren, hagedissen, slangen en op de grond broedende vogels. Een boshond grijpt zijn prooi door deze bij de nek te bijten. Bij het jagen zijn boshonden erg vasthoudend waarbij ze hun prooien zelfs in het water achtervolgen.

Boshonden zijn het meest overdag actief en verblijven vaak in buurt van water. 's Nachts verblijven ze meestal in ondergrondse gangen zoals een verlaten hol van een gordeldier of in een holle omgevallen boom.

Het territorium wordt gemarkeerd met urine.

Boshonden zijn de meest sociale kleine hondensoort en ze leven in familiegroepen van maximaal twaalf dieren. De groepsleden leven dicht bij elkaar zonder dat ze onderling de neiging hebben om te vechten. Waarschijnlijk komt dat vanwege de rangorde waardoor ieder dier zijn eigen plaats in de hiërarchie heeft.

Binnen de groep is een dominant paartje de baas. Wanneer ze door het bos lopen loopt veelal het oudste vrouwtje vooraan en lopen de mannetjes achteraan.

Iedere 15 tot 44 dagen zijn de vrouwtjes 4 tot 12 dagen vruchtbaar. Alleen het alpha-vrouwtje krijgt nakomelingen. Door middel van geuren kan ze voorkomen dat haar dochters jongen krijgen van hun eigen vader. Deze manier van het onderdrukken van het krijgen van jongen bij andere vrouwtjes in de groep komt ook voor bij dwergraapjes zoals de zadelrugtamarins.

Het paren gebeurt gedurende het hele jaar. De draagtijd bedraagt ongeveer 67 dagen waarna er één tot zes jongen worden geboren met een geboortegewicht van 130 tot 190 gram. Het gemiddelde ligt op 3.8 jongen per worp. De pups worden twee tot vijf maanden door de moeder gezoogd. De leden van de groep die zich niet voortplanten houden de wacht en helpen mee met het verzorgen van de jongen. De mannetjes brengen voedsel naar het hol. De gemiddelde periode tussen de geboortes van de jongen bedraagt 238 dagen.

De jongen blijven net zo lang bij de ouders tot ze worden weggejaagd. Na ongeveer een jaar zijn de jongen geslachtsrijp. Boshonden worden in de natuur gemiddeld 10 jaar oud. In gevangenschap kunnen ze 14 jaar worden.