Je vindt ze in droge bossen en wouden. De vijand van de galago is de oehoe en andere apensoorten. Ze lusten vooral insecten en allerlei vruchten. Vooral sprinkhanen en motten kunnen ze zo uit de lucht grijpen met hun voorpoten. Een enkele keer eet hij ook een hagedis of een vogeltje.
In de dag slapen de galago's tussen de takken of in holle bomen. Ze slapen daar met een flinke groep dieren. Zoals vaak bij de dieren zullen de mannetjes geen nieuwe mannetjes in hun groep willen. De dieren plassen op hun handen en voeten. Waarom ze dat doen, is nog niet zo duidelijk. Misschien omdat ze zo hun plas achterlaten op takken als ze aan het klimmen zijn. Hiermee tonen ze de andere mannetjes om uit hun buurt te blijven.
Na een draagtijd van 126 tot 136 dagen worden de jongen geboren tussen augustus en oktober. Er wordt slechts één jong geboren, tweelingen zijn zeldzaam. Alleen de moeder zorgt voor de jongen. De jongen worden gedragen in de mond van de moeder. Aan het begin van het droogteseizoen worden de jongen gespeend. Na vier tot vijf weken zijn de jongen onafhankelijk en gaan ze op zoek naar eigen woongebieden. De mannetjes trekken verder weg dan de vrouwtjes. Na twintig maanden zijn de dieren geslachtsrijp.
leeftijd: 7 tot 10 jaar