*info/uiterlijk/voeding/voortplanting/leeftijd

Het hert dat je meestal in hertenkampen ziet is een damhert. Ze komen ook in het wild voor, met name op de Veluwe en in de duinen. Een nadere kennismaking met dit middelgrote hert.

  • Formaat tussen ree en edelhert in
  • Mannetjes 100 - 150 cm hoog; vrouwtjes tot ca. 75 cm.
  • Wordt in het wild maximaal 10 (mannetjes) tot 16 (vrouwtjes) jaar
  • Weegt 50 tot 100 kilo
  • Aantal jongen: een per jaar
  • Leefgebieden: De Veluwe en de duingebieden van Noord- en Zuid-Holland

     

    Het damhert staat wat formaat betreft tussen ree en edelhert in. De kleur van zijn vacht is oorspronkelijk roodbruin, zwart of gevlekt, maar er komen (ook binnen één roedel) veel kleurvarianten en zelfs effen zwart en geheel witte exemplaren voor. Bovendien heeft het damhert een zomervacht en wintervacht die qua kleur van elkaar verschillen. De wintervacht is meestal grijs-beige en vertoont enkele lichtere vlekken, de zomervacht die na een verharingsperiode van circa 40 dagen verschijnt is kastanjebruin met soms witte vlekken. Bij alle dieren loopt een donkere aalstreep vanaf de staartwortel over het laatste deel van de rug. Het achterwerk, ook wel spiegel genoemd, is vaak wit (niet altijd) met een zwarte middenstreep en aan de bovenzijde zwart omrand.

    Zijn staart is opvallend lang met aan de bovenzijde een donkere lengtestreep. Hij heeft donkere ogen, grote oren die duidelijk aan de zijkant van de kop uitsteken. Zijn snuit is spits met een zwarte neusspiegel en duidelijk zichtbare neusgaten. De witte vlek op de onderlip (zoals bij ree en hert) ontbreekt.

    Volwassen mannetjes hebben een opvallende adamsappel en een schoffelvormig gewei. Het formaat van het gewei hangt sterk af van erfelijke eigenschappen, leeftijd en conditie. Hierdoor varieert zelfs bij herten van dezelfde leeftijd het gewei in vorm en grootte. In het tweede jaar is het gewei spiesvormig en vanaf het derde jaar ontwikkelen zich zijtakken en wordt het gewei handvormig. Een geweistang (1 zijde van het gewei) kan circa 50 cm lang worden. Als een damhert 8-12 jaar is, heeft het gewei zijn maximale grootte bereikt en op latere leeftijd wordt het weer kleiner . Het gewei wordt elk jaar weer in april of mei afgeworpen, waarna het gelijk weer begint aan te groeien. Het gewei is eerst bedekt door de basthuid, een dunne laag vaten met huid . Die basthuid wordt in augustus en september afgeschuurd, waarna het bekende hoornige gewei bloot komt te liggen.


    Damherten zijn van nature dagdieren maar door de jacht en in verstoorde gebieden zijn ze schemeringsdieren geworden. Overdag rusten en herkauwen ze in de ondergroei van het bos of op een afgelegen grasland. Het damhert kan goed zwemmen en springen en verplaatst zich met sprongen tot 2,5m ver en 2 meter hoog. Het reukvermogen, gezichtsvermogen en gehoor van het damhert zijn uitstekend. Een hert dat gevaar ruikt, licht zijn staart op om zo de andere te waarschuwen.

    Damherten leven in roedels. Na de paartijd leven de mannetjes in vrijgezellengroepjes, terwijl de vrouwtjes (hinden) met hun jongen van dit en het voorgaande jaar in groepjes van vijf tot zeven dieren samenleven. Een hindenroedel wordt geleid door een dominant vrouwtje.
    Het damhert eet uitsluitend plantaardig voedsel. Het voedt zich met grassen, biezen en kruiden, aangevuld met jonge (boom)bladeren, dennen- en sparrennaalden, bessen, eikels, beukennoten, granen, wortelen en 's winters schors, hulst en heide.

    De voortplantingsperiode (ook wel bronsttijd genoemd) duurt van de tweede helft van oktober tot begin november. Voorafgaand aan deze periode gaan de mannetjes gevechten aan voor een bronstplaats. Meestal zijn dit schijngevechten, maar echte gevechten komen voor. Er vallen zelden doden. De veroverde bronstplaats (of ‘lek’) wordt gemarkeerd door langs de bomen te schuren. Met de hoeven krabt het mannetje een ondiepe kuil in de grond, die hij besproeit met urine en sperma waarin hij zichzelf wentelt. Hiermee en met luide brullen lokt het mannetje de hindes.

    In mei tot juli, na een draagtijd van 230 dagen, wordt één kalf (zelden twee) geboren. Het kalf weegt ongeveer 4,5 kg en heeft hetzelfde kleurenpatroon als volwassen dieren. Het kalf houdt zich de eerste weken verscholen in de vegetatie, maar het kan zijn moeder al volgen. Na twaalf weken trekt het grazend met de moeder mee maar wordt af en toe nog gezoogd. Na 5 tot 10 maanden wordt het jong gespeend.

    Vrouwtjes zijn na zestien maanden geslachtsrijp, mannetjes na 7-14 maanden. Jonge mannetjes hebben weinig kans zich voort te planten, aangezien ze nog niet sterk genoeg zijn om een lek te veroveren. Een hinde kan 16 jaar oud worden, een hert 8 tot 10 jaar. In gevangenschap zelfs twintig jaar.

Maak jouw eigen website met JouwWeb