info/gedrag/uiterlijk/voortplanting

 

de grote langoorbuideldas is een soort buideldas die voorkomt in Australië.  Vroeger kwamen ze vrij veel voor, maar de laatste jaren op veel minder plaatsen.  Het is een groot dier met lange sterke poten, grote oren en een lange staart.  Bovenaan zijn ze blauwgrijs en onderaan wit van kleur.  De staart heeft meerdere kleuren van blauwgrijs tot zwart en wit.  Ze hebben een lange puntige snuit die licht roze is.  De dieren worden ongeveer 40 tot 50 centimeter groot met een staart die tot bijna 30 centimeter lang kan worden.  Ook hun oren zijn groot tot 10 centimeter. 

De grote langoorbuideldas is een buideldier en het grootste lid van de buideldasfamilie of Peramelidae. Dit is een graafexpert die zich in drie minuten helemaal kan ingraven. Een paar stevige voorpoten en sterke, gebogen klauwen geven hem een enorm voordeel ten opzichte van roofdieren in zijn woestijnachtige leefgebied. Met zijn lange, gevoelige snuit bespeurt hij snel gevaar.
Hoewel de langoorbuideldas gewoonlijk een solitair dier is, leeft hij soms in kleine familiegroepen van één tot twee volwassenen en hun afhankelijke jongen. Overdag schuilt dit Australische buideldier voor de intense hitte in één van zijn vele holen. Boven de grond komt hij huppend en schuifelend slechts traag vooruit, maar holen graven doet hij met indrukwekkende snelheid. Hij graaft zijn steile, spiraalvormige holen één tot twee meter diep in de grond, met één goed verstopte uitgang dicht bij een graspol of termietenheuvel. Hij weet zich goed te redden in weinig comfortabele omstandigheden. Slapen doet hij rechtop in zijn smalle hol, hurkend op zijn achterpoten en met zijn kop tussen zijn voorpoten. Als voedsel schaars wordt, zal dit dier zijn territorium eventueel verlaten of uitbreiden, en tot 24 nieuwe holen graven in een geschikt gebied met losse aarde.
Deze grote langoorbuideldas kan zich het hele jaar door voortplanten bij voldoende regen en voedsel. Het vrouwtje werpt twee weken na de paring. De onderontwikkelde pasgeboren jongen trekken zich onmiddellijk terug in de buidel op hun moeders buik, waar ze ongeveer tachtig dagen blijven en gespeend worden met haar melk. Eenmaal volgroeid blijven de jongen soms nog korte tijd bij hun moeder, of richten een eigen territorium in. Onder gunstige omstandigheden kan het vrouwtje vier keer per jaar werpen. 
Zodra de avond valt, komt de langoorbuideldas voorzichtig uit zijn hol te voorschijn om te beginnen aan zijn nachtelijke voedselronde. Dit behoedzame diertje doorzoekt zijn leefgebied langzaam en grondig, zelden verder dan honderd meter van een hol afdwalend. Hij jaagt op insecten en hun larven bij bomen en struiken, zijn prooi opdelvend door holen te graven tot tien cm diep. Met zijn uitstekende reukvermogen kan dit dier makkelijk insecten lokaliseren. Zijn voorkeur gaat uit naar sprinkhanen, kevers, spinnen, termieten, engerlingen en mieren indien beschikbaar. Hij houdt ook van plantaardig voedsel zoals bloembollen, zaden van planten zonder hout en paddestoelen.
De afgelopen tweehonderd jaar is de populatie grote langoorbuideldassen in Australië drastisch teruggelopen door onder meer de introductie van roofdieren, zoals vossen en katten. Zijn leefgebied neemt ook af door landbouwgebieden. Hij is momenteel het onderwerp van grote publieke zorg en wetenschappelijk onderzoek.