* algemene info/leefgebied/uiterlijk/voeding/voortbeweging/gedrag/voortplanting

 

dromedaris in gevangenschap:

Dromedarissen worden in gedomesticeerde vorm vooral aangetroffen in de halfdroge en droge graslanden, vlakten en woestijnen van Noord- en Oost-Afrika, het Arabisch schiereiland en het zuidwesten van Azië, tot in Noord-India. Ze zijn tevens in droge gebieden in Australië geïntroduceerd. Van oorsprong komen ze uit Zuid-Azië en het Arabisch Schiereiland. De gebieden waar ze leven worden gekenmerkt door lange droge periodes en een kort regenseizoen. Omdat ze gevoelig zijn voor vocht en kou is introductie in andere klimaten niet succesvol gebleken.

Dromedarissen zijn waarschijnlijk al voor 4000 v.Chr. gedomesticeerd in het Oude Somalië, of in Arabië waar de dieren waarschijnlijk voor het laatst in het wild voorkwamen. De precieze datering is onbekend: sommigen beweren dat dromedarissen pas in de 12e eeuw v.Chr. waren gedomesticeerd. Pas veel later zijn ze naar andere gebieden verspreid. Pas tussen 2500 en 1500 v.Chr. werden de dieren verspreid over de rest van het Midden-Oosten en (via schepen) naar Noordoost-Afrika, vanwaar ze via de zuidelijke Sahara Noordwest-Afrika bereikten.

Ook in Europa is het dier ingevoerd (in 1136 kwamen ze voor tot aan de Rijn), maar de dieren zijn hier weer verdwenen. Wel werd de soort met succes in 1405 op de Canarische Eilanden ingevoerd, waar ze nog steeds voorkomen. In 1856 heeft men geprobeerd dromedarissen te houden in het zuiden van de Verenigde Staten, maar deze poging mislukte toen vier jaar later de Amerikaanse burgeroorlog uitbrak.

Er zijn tegenwoordig meer dan twaalf miljoen dromedarissen, die voornamelijk in Afrika leven. De meeste dieren leven in Soedan (zo'n 2,8 miljoen dieren). Somalië heeft de hoogste dichtheid, zo'n 3,14 dromedarissen per km².

In Libië leven grote kuddes verwilderde dromedarissen, waar de dieren in de twintigste eeuw achtereenvolgens zijn uitgestorven, geherintroduceerd en aan hun lot overgelaten. De grootste kudde verwilderde dromedarissen (zo'n miljoen dieren) leeft in Midden- en West-Australië. Hier is de soort vanaf 1849 ingevoerd, vergezeld door kameeldrijvers uit Beloetsjistan, om bij te dragen aan de verkenning en kolonisatie van het droge continent. Later werden de dromedarissen gebruikt om voedsel te brengen naar geïsoleerde nederzettingen en om materiaal te vervoeren voor de aanleg van spoorlijnen en telegraafnetten. Toen de dromedarissen niet meer nodig waren, werden ze grotendeels vrijgelaten. De ongeveer 12.000 oorspronkelijke dromedarissen vermenigvuldigden zich en vormen zelfs een plaag in Australië. 

Dromedarissen hebben een schofthoogte van 180 tot 200 centimeter. De schofthoogte van de vrouwtjes is ongeveer 10 cm minder. Met bult zijn ze 190 tot 230 cm hoog. Ze wegen tussen de 300 en 690 kilogram. Mannetjes zijn ongeveer 10% zwaarder dan vrouwtjes.

Ze hebben een lange, gebogen hals, een smalle borst en lange poten, die eindigen in twee tenen. Verder hebben ze één bult die bestaat uit vet wat door een vezelig weefsel bijeen wordt gehouden. De grootte van de bult is afhankelijk van de hoeveelheid voedsel die ze krijgen. Wanneer ze minder voedsel krijgen wordt de bult kleiner en gaat deze naar één kant hangen. De bult kan 36 kg vet bevatten.

Dromedarissen hebben een korte, ruige en dichte vacht, die langer is op de kruin, de nek, de hals, de romp, bij de bult en de staartpunt. De vacht is karamel- tot zandkleurig maar er er komen ook wit tot zwarte kleurvariaties voor. Op de ellebogen, de knie- en zoolgewrichten en op het voorhoofd zitten eeltplekken, die zeven millimeter dik zijn en bestaan uit een flexibel, verhoornd vlies. De eeltkussens onder de poten beschermen hen tegen het warme zand. Ze kunnen gemakkelijk aan hun poten gewond raken door scherpe stenen en de poten zijn niet geschikt voor gladde of modderige omstandigheden.

De neusgaten en oren zijn bedekt met lange haren, die het zand tegenhouden. Om diezelfde reden hebben ze dubbele, lange wimpers. Ook kunnen ze hun neusgaten sluiten. Door de verdikte lippen kunnen ze grove, stekelige planten eten en door een gespleten bovenlip zijn ze zelfs in staat om doorntakken te eten. De mannetjes hebben een zacht gehemelte wat ze kunnen opblazen en wat gebruikt wordt om vrouwtjes aan te trekken.

Water wordt niet in de bult opgeslagen, maar in de maag. Er wordt zo min mogelijk water verspild: de nieren resorberen een groot deel van het vocht, waardoor de urine zeer geconcentreerd is, en ook de uitwerpselen bevatten nauwelijks vocht. Ook kan de lichaamstemperatuur van een dromedaris zo'n zes tot acht graden stijgen tot een temperatuur van zo'n 41°C voordat zijn lichaam oververhit raakt en hij moet zweten om af te koelen. 's Nachts kan zijn temperatuur dalen tot 34°C. Dromedarissen kunnen tegen een vochtverlies van 30%. Voor de meeste andere zoogdieren is 15% al dodelijk. Bovendien kunnen ze in 10 minuten 100 liter water drinken wat voor andere zoogdieren dodelijk zou zijn.

Kamelen en dromedarissen lijken veel op elkaar. Het duidelijkste verschil tussen de twee soorten is het aantal bulten op de rug: een kameel heeft er twee en een dromedaris slechts één. Ook hebben dromedarissen veel korter haar, langere poten en zijn ze slanker gebouwd dan kamelen. Dromedarissen komen oorspronkelijk uit het Midden-Oosten, kamelen uit Centraal-Azië. De verschillen in uiterlijk zijn te verklaren als aanpassingen aan het klimaat: de winters en nachten in de Centraal-Aziatische woestijnen kunnen zeer koud zijn, terwijl het in de woestijnen in het Midden-Oosten zeer droog en heet kan zijn.

 

Net als kamelen zijn dromedarissen telgangers. Ze verzetten eerst de poten aan één kant van het lichaam en dan de poten aan de andere kant.

De dromedaris is door zijn grootte en zijn vermogen om het langere tijd uit te houden in de woestijn zeer geschikt als last- en rijdier in de hete woestijn. Hierdoor was de dromedaris lang het ideale vervoermiddel door de woestijn, en hieraan heeft hij de bijnaam 'schip der woestijn' te danken. Vroeger werd het dier gebruikt voor handelskaravanen, die tegenwoordig zeldzaam zijn. Zoutkaravanen met dromedarissen bestaan nog steeds in het zuiden van de Sahara, in landen als Mauritanië, Mali en Niger.

Dromedarissen zijn planteneters die 8 tot 12 uur per dag eten. Ze voeden zich met gras en andere planten, ook de taaie, doornige, zoute en uitgedroogde planten die de meeste andere dieren laten staan. Ze eten bijna alles wat er in de woestijn groeit. Bij een hoge voedselvoorraad eten ze twee tot drie kilogram voedsel per uur. Dromedarissen eten slechts een geringe hoeveelheid van dezelfde plant, in tegenstelling tot een geit, die een struik kaal kan eten.

Ten behoeve van de opslag van water moeten dromedarissen 6 tot 8 keer zoveel zout eten als andere dieren. Hierom moet minstens 1/3 van hun voedsel uit zoutminnende planten bestaan.

Tijdens het foerageren kunnen ze tot een hoogte van 3,5 meter reiken om bladeren van een tak te strippen. Ze gebruiken tijdens het eten hun lippen om de planten vast te pakken. Iedere hap voedsel wordt 40 tot 50 keer gekauwd. Wanneer ze op stekelige planten kauwen houden ze hun bek open.

De tanden van dromedarissen groeien hun hele leven door. Om ze af te slijten knabbelen ze aan hard materiaal als botten en stukken hout. Ze kunnen voor langere tijd zonder water. Als ze kunnen drinken, drinken ze grote hoeveelheden: meer dan honderd liter water in tien minuten komt voor.

Net als bij de kamelen maken dromedarissen gebruik van hun bult voor de opslag van vet, zodat ze enige dagen zonder water en voedsel kunnen overleven, zelfs in de hete woestijn. Het vet in de bult wordt gebruikt voor de productie van energie en vocht. Op zeer hete dagen kunnen dromedarissen meer dan een kwart van hun lichaamsgewicht verliezen zonder in levensgevaar te komen. Een goed doorvoede bult staat hoger dan een al benutte bult.

Dromedarissen leven in kuddes van 2 tot 20 dieren bestaande uit een dominant mannetjes, één of meerdere vrouwtjes en hun jongen. Het dominante mannetje zorgt ervoor dat rondzwervende mannetjes niet bij de vrouwtjes kunnen komen door er tussen te gaan staan of door de vreemde mannetjes weg te jagen. Het dominante mannetjes stuurt de groep van achter aan terwijl de vrouwtjes vooraan om de buurt de leiding nemen.  Wanneer ze trekken lopen ze in één rij achter elkaar aan.

Dromedarissen krabben hun lichaam met de voor- en achterpoten en hun tanden. Ze schuren ook langs bomen en rollen graag door het zand. De dieren herkennen elkaar voornamelijk aan de geur, die per individu verschilt. Ze kunnen hierdoor soortgenoten al van enkele kilometers afstand herkennen. Ze rusten uit door op de grond te gaan liggen. Ze buigen dan eerst hun voorpoten waarna ze er vervolgens op  gaan liggen.

Met uitzondering van bronstige mannetjes vertonen ze weinig agressief gedrag. Tijdens de paartijd bedreigen de bronstige mannetjes elkaar wanneer ze om een vrouwtje strijden. Ze maken dan lage geluiden en maken zich zo groot mogelijk waarbij ze bewegingen met de kop maken door hun nek naar onder, naar boven en naar achter bewegen. Ze proberen ook hun tegenstander naar de grond te krijgen door ze in de poten  en kop te bijten. Als ze gewond of opgewonden zijn spugen ze soms halfverteerd voedsel uit.

De melk van dromedarissen wordt ook gedronken, en is vaak het belangrijkste voedingsmiddel voor bijvoorbeeld de nomaden in de westelijke Sahara. In Somalië wordt er niet op de dieren gereden, maar worden de dromedarissen enkel gehouden voor de melk en als lastdier. In Soedan worden dromedarissen voornamelijk voor het vlees gehouden. Bij verscheidene volkeren, waaronder de joden, de kopten en de druzen is het echter taboe om dromedarisvlees te eten. Het leer van dromedarissen wordt zelden gebruikt. In Egypte worden er souvenirs voor de toeristen van gemaakt.

Er zijn verscheidene plaatselijke rassen, waarvan het uiterlijk is aangepast aan het gebruik. Last- en trekdieren zijn zwaarder gebouwd en trager dan de slankere en snellere rijdieren. Bergdieren zijn kleiner en sterker behaard dan vlaktedieren.

Predatie

Hoewel ze bijna niet in het wild voorkomen zouden ze door hun grootte en door het feit dat ze in erg droge gebieden leven, weinig predatoren hebben gehad. Alleen leeuwen en luipaarden zouden een gevaar kunnen betekenen.

De paartijd valt samen met de winter en overlapt het regenseizoen. Dit varieert per geografisch gebied. De copulatie duurt gemiddeld 11 tot 15 minuten.

Iedere twee jaar wordt één enkel jong geboren. De draagtijd bedraagt 15 maanden. Als het jong geboren moet worden, zondert het wijfje zich af van de rest van de kudde. Na één of enkele dagen, als het jong kan lopen, keert het wijfje met het jong terug naar de kudde. Het dier wordt ongeveer een jaar gezoogd, maar al gelijk na de geboorte eet het jong planten. Na twee maanden gaat hij regelmatig grazen. Als het jong van zijn moeder wordt gescheiden, slaakt het jammerende geluiden, waarmee het contact zoekt met zijn moeder. De moeder zorgt 1 tot 2 jaar voor het jong.

Vrouwtjes zijn na drie jaar geslachtsrijp maar paren pas als ze 4 tot 5 jaar oud zijn. Mannetjes tonen na een jaar of drie al seksueel gedrag maar zijn pas na zes jaar geslachtsrijp. In het wild kunnen dromedarissen 40 jaar worden. In gevangenschap zelfs 50 jaar.