*info/voedsel/uiterlijk/voortplanting/soorten/leeftijd

 

De tien soorten genetkat, waaronder de tijgergenetkat of Genetta tigrina uit zuidelijk Afrika, behoren tot de familie Viverridae. De genetkat is net een klein luipaard en lijkt wel te zweven als hij op zoek naar voedsel door de bossen of het lange gras rent. Kleine dieren die hij plotseling bespringt, ontgaan deze dodelijke jager zelden. Hoewel dit Afrikaanse roofdier eigenlijk geen kat is, wordt hij vanwege zijn katachtige eigenschappen toch als huisdier gehouden.
De genetkat komt in allerlei leefgebieden voor, van halfwoestijn tot dicht bosland, maar valt moeilijk waar te nemen omdat hij vooral tijdens de nacht actief is. Overdag houdt hij zich schuil in holle bomen, rotsspleten of holen van andere dieren, maar tegen de avond komt hij te voorschijn en is de hele nacht op zoek naar voedsel. De duisternis biedt dekking tegen roofdieren zoals lynxen en adelaars, al valt hij regelmatig ten prooi aan grote uilen. Dit zoogdier is uit noodzaak solitair en verjaagt andere genetkatten uit zijn territorium om te voorkomen dat er teveel rivaliteit om voedsel ontstaat. Ook laat hij in zijn gebied overal uitwerpselen en indringende afscheidingen van zijn klieren achter, om indringers weg te houden.
Tijdens de paartijd is de drang tot paren het sterkst en krijgen de nachtelijke voedseltochten een nieuw doel : het vinden van een partner. Een mannetje, wiens grote voedseltochten veel dat van een aantal vrouwtjes overlapt, kan een ontvankelijk vrouwtje vinden door de sterke geur die zij in haar gebied verspreidt. De genetkat wordt in dit stadium steeds luidruchtiger. Na de paring blijven het mannetje en het vrouwtje nog een paar dagen bij elkaar, daarna gaat het mannetje weer solitair leven, maar paart soms eerst nog met andere vrouwtjes in het gebied.
Met oren die op elk geluid bedacht zijn, snorharen die in het donker voor de kleinste beweging van een ander dier gevoelig zijn en ogen die de kleinste beweging direct waarnemen, is de genetkat een perfecte jachtmachine. Met behulp van deze zintuigen besluipt hij zijn prooi, van kevers tot jonge konijnen. Heeft de genetkat eenmaal een slachtoffer gelokaliseerd, dan beweegt hij zich geruisloos en onopvallend laag over de grond met zijn staart naar achteren tot hij dichtbij genoeg is om toe te slaan. Vanuit een gehurkte positie springt hij opeens naar voren, drukt zijn slachtoffer met zijn scherpe klauwen neer en dient een dodelijke beet toe, meestal achter in de nek. Kleine dieren verslindt hij in zijn geheel, al beperkt de genetkat zich niet alleen tot vlees. Afgevallen fruit en vogelnesten vormen een afwisseling.
In gebieden met natte en droge perioden, zoals Oost-Afrika, regelt de genetkat de paring zo dat de jongen vlak na het regenseizoen geboren worden, als er voldoende eten voorhanden is. Op de meeste andere plaatsen kan het dier op elk moment van het jaar jongen krijgen.

VOEDSEL: kleine knaagdieren, vogels, reptielen en insecten. Af en toe bessen en andere vruchten.
LEEFTIJD: 10 jaar
GEWICHT: 1 – 2,5 kg
DRAAGTIJD: 10 – 11 weken
AANTAL JONGEN PER KEER: 1 – 3 jongen

De genetkat kent geen voortplantingsseizoen. Toch worden er meer jongen geboren in april en mei en in augustus en september. De draagtijd van de genetkat duurt 10 tot 11 weken, waarna er 1 tot 3 (soms 4) jongen geboren worden. Deze jongen meten bij de geboorte 13,5 centimeter. De jongen worden vervolgens 8 weken gezoogd, waarna ze het nest voor het eerst verlaten. De jongen worden gespeend na 6 maanden en ze zijn na een jaar onafhankelijk. Na twee jaar kunnen ze vervolgens zelf jongen voortbrengen.

 

soorten: wikipedia

Genetkatten (Genetta)