1.beschrijving

2. leefgebied

3. leeftijd

4. voeding

5.voortplanting

 

De kameel is een echt woestijndier. Hij kan lang zonder water, veel in één keer drinken en is zowel tegen erge hitte als erge kou bestand. De kameel staat hoog op zijn met eeltkussens beschermde poten en kan zijn neusgaten en ogen goed afsluiten waardoor er geen zand in kan waaien. En wat zit er in die twee bulten? Inderdaad, geen water maar vet!

leefgebied van de kameel is Gobiwoestijn,huiskamelen in een groot deel deel van azïe.

hun voedsel zijn gras,twijgen,kruiden,bladeren.

hun gewicht is 450 tot 800 kg.

leeftijd ongeveer 27 jaar en hun draagtijd is 12 tot 13 maanden

De kameel staat bekend om zijn bulten. Hij heeft er twee, een dromedaris één. Zijn vacht is bruin. Vooral op zijn nek en rug heeft hij lange haren. In het voorjaar verliest de kameel zijn wintervacht met grote plukken tegelijk. Hij ziet er dan een beetje slordig uit.

De kameel heeft brede voeten met een huidplooi tussen de twee tenen. Deze plooien zorgen ervoor dat hij niet zo makkelijk wegzakt in het zand. De onderkant van de voeten is bedekt met een dikke eeltlaag. Deze laag vormt een goede bescherming tegen het hete woestijnzand. Is het je wel eens opgevallen dat een kameel prachtige lange wimpers heeft? Die zijn niet alleen erg mooi, maar vooral heel nuttig! Ze zorgen er namelijk voor dat een kameel geen zand in zijn ogen krijgt. Ook zijn spleetvormige neusgaten zijn beschermd tegen stof en zand. Een kameel kan ze namelijk afsluiten.

Zonder kamelen zou het bestaan van veel nomadenvolkeren in Azië ondenkbaar zijn geweest. Kamelen worden daar namelijk gebruikt om zware lasten te dragen, maar ook om op te rijden of om karren te trekken. In lange karavanen trekken zij door de woestijn bepakt met zakken rijst, karaffen water of bijvoorbeeld met kleden. Erg handig voor de rondtrekkende nomaden, die dat zelf niet allemaal kunnen dragen.
Verder wordt de melk van kamelen gedronken en het vlees gegeten. De huid levert mooi soepel leer op en de wol kleding en tapijten. Doordat de mens deze dieren is gaan houden en gebruiken zijn er verspreid over de hele wereld veel kamelen te vinden.

De kameel eet plantaardig voedsel. Soms grassen, soms bladeren en soms takken van struikgewas, net wat er te vinden is. De vaak dorre en doornige planten groeien op verschillende plekken in de woestijnen en steppen. De kameel moet dus veel lopen om genoeg eten te vinden. Hij moet ook voorzichtig eten, omdat veel planten lange doorns hebben. Met zijn gespleten bovenlip kan een kameel heel handig blad van takken met doornen afritsen. Om alle voedingsstoffen uit het eten te halen, herkauwt hij zijn voedsel. Het eten dat hij heeft doorgeslikt, komt nog eens terug in zijn bek zodat het opnieuw gekauwd kan worden. Jummie!

Na een lange tocht drinkt een kameel in één keer wel 120 liter water om zijn dorst te lessen. Een kameel is erg zuinig met vocht. Hij zweet bijna niet en plast ook heel weinig. Zelfs in zijn mest zit amper water, nog geen liter per dag. Dankzij het vet in zijn bulten heeft een kameel altijd een ‘energievoorraad’ waarmee hij soms wel een paar weken zonder te drinken in de woestijn kan doorbrengen!

Kamelen zijn echte kuddedieren. Zo’n kudde bestaat uit één volwassen hengst (man) en een aantal merries (vrouwtjes) en veulens. Andere mannetjes vormen samen aparte hengstengroepjes.

n de paartijd kunnen hengsten flink met elkaar vechten om de vrouwtjes. Ze worden agressief, kwijlen, knarsen met hun tanden en urineren (plassen) veel. Tijdens een gevecht proberen hengsten elkaar te bijten. Soms gaat het er zo heftig aan toe dat één van de hengsten het niet overleeft. Toch gaan de hengsten als het moet het gevecht aan, de winnaar mag immers paren met de merrie.

Na een draagtijd van ongeveer 13 maanden wordt één jong geboren. Na enkele uren kan het veulen al op zijn benen staan en na een paar dagen kan het al op pad met zijn moeder. Het jong drinkt ongeveer anderhalf jaar bij de moeder en in de tussentijd speelt hij met de andere veulens in de kudde. Een kameel is op een leeftijd van vier jaar helemaal volwassen. Tegen die tijd worden de jonge hengsten uit de groep gezet en zwerven een tijdje alleen door de woestijn. Zij gaan opzoek naar hun eigen kudde. Jonge merries blijven gewoon bij hun moeder en de kudde.