Het hoogtepunt van de ranstijd valt in januari. Na een draagtijd van 50-52 dagen worden de jongen geboren, vanaf zowat half maart tot ver in april. De worpgrootte kan sterk variëren, van 3 (2) tot 9 (11), maar bedraagt meestal 4 of 5. In Vlaanderen blijkt deze evenwel met een gemiddelde van ca. 6 (tijdelijk?) vrij hoog te liggen.
Gespreid over de periode vanaf de tweede helft van april tot zowat eind mei kunnen spelende jongen in de onmiddellijke buurt van de burcht worden aangetroffen. Deze spelletjes gaan er soms behoorlijk ruw aan toe, wat soms leidt tot verwonding en verzwakking. Ook bij grote nesten is er soms een aanzienlijk gewichtsverschil tussen de jongen (met sowieso een voorsprong voor de mannetjes). Niet alle jongen raken daardoor volgroeid, en niet zelden treedt kannibalisme - als vroege vorm van natuurlijke selectie - op tussen de jongen. Een analoge selectie - en geboorteregeling - treedt bij vossen regelmatig ook op in een nog priller stadium: nesten van niet-dominante vrouwtjes binnen eenzelfde territorium verdwijnen soms reeds volledig kort na de geboorte door (vermoedelijk) kannibalisme. Dergelijke vrouwtjes, veelal ‘tantes’ van de dominante moers nieuwgeboren jongen, assisteren dan vaak bij het grootbrengen van het ‘dominante nest’, en brengen bijvoorbeeld ook voedsel aan. Dit laatste is in elk geval een onmisbare taak van de rekel. Deze vaderlijke hulp - een fenomeen dat in de
West-Europese zoogdierenwereld behoorlijk uitzonderlijk is - blijkt voor de overleving van een vossennest gedurende de eerste weken van groot belang.
In de zomermaanden blijven de jongen vaak nog een hele poos in elkaars gezelschap; vaak komen jongen van naburige nesten dan met elkaar in contact. Vanaf het najaar vervaagt de familieband en trekken de jonge mannetjes vele (tientallen) kilometer weg. Vrouwtjes blijven doorgaans in het geboortegebied of in de onmiddellijke omgeving ervan; soms trekken ook zij echter een heel eind weg. De sterfte door toedoen van de mens in dit eerste levensjaar is evenwel aanzienlijk: vele onervaren dieren sneuvelen in het verkeer, nog meer tijdens de jacht. Eens deze kritieke fase voorbij, kunnen (ervaren) dieren tot ongeveer 10 tot 12 jaar oud worden.