info/voeding/voortplanting/voedsel/leeftijd

 

De mol is vooral bekend om zijn (soms vervelende) hopen. De ondergrondse wroeter heeft een fluweelzachte zwarte vacht en eet vooral regenwormen.

  • cilindervormig lichaam (11 - 16 cm)
  • slurfvormige snuit (zonder snorharen), geen uitwendige oorschelpen
  • schopvormige voorpoten, brede graafpoten met lange nagels
  • zwartgrijze, fluweelzachte pels
  • kort staartje (2 - 4 cm)
    Mollen eten vooral regenwormen. Om te overleven moet een volwassen mol dagelijks minstens 50 gram eten, bijna de helft van zijn eigen lichaamsgewicht. Wormen zijn rijk aan eiwitten en bevatten ongeveer 80% water, waardoor een mol nauwelijks hoeft te drinken. In akkers foerageren mollen ook op insecten (o.a. larven van de langpootmug), spinnen en slakken.
  • De mol komt voor in weilanden, bossen, bosranden, boomgaarden en tuinen. Het grootste deel van de tijd brengt hij door in zelf gegraven tunnels. Vochtige gebieden (met een hoge grondwaterstand) worden gemeden. In naaldbossen, moerassen en duinen komen nauwelijks mollen voor. Niet alleen ligt het voedselaanbod hier doorgaans (te) laag, de bodem is er vaak ook ongeschikt om een gangenstelsel in uit te graven (te nat in moerassen, instortingsgevaar in duinen).
  • Door hun groot territorium tijdens de paartijd (maart - april), paren mannetjes vermoedelijk met meerdere vrouwtjes. Ongeveer vier weken na de paring en een week na de bouw van het nest worden (in april of mei) gemiddeld vier jongen geboren. De jongen wegen 3,5 g, zijn naakt, blind en hulpeloos. Tussen twee zoogbeurten in gaat de moeder op zoek naar voedsel om voldoende melk te kunnen produceren. Na vier à vijf weken verlaten de jongen het nest.
  • de mol kan 3 tot 6 jaar worden.

Maak jouw eigen website met JouwWeb