1.leeftijd/voeding/voortplanting/lengte/info
de aalscholver is een opvallende grote en zwarte vogel. Hij wordt 90 cm lang, heeft een lange dikke hals en een forse snavel. Je vindt de aalscholver meestal op zee en in meren en ziet hem op zonnige plekken zitten met gespreide vleugels. Dat doet hij om zijn vleugels te laten drogen.
De snavel van de aalscholver is lang en heeft een haakvormige punt. Net zoals een jan van Gent heeft de aalscholver zwemvliezen tussen alle tenen. Eenden, bijvoorbeeld, hebben alleen vliezen tussen de voorste tenen.
- zijn grotendeels zwarte veren (in het zonlicht lijkt hij een groene glans te hebben)
- zijn witte dijvlek in het vroege broedseizoen
- een hoeveelheid wit boven op zijn kop en in de nek
- zijn grootte; hij meet ruim 90 cm. Zijn vleugels hebben een maximale spanwijdte van een meter
Wanneer de aalscholver zijn kolonie verlaat om te gaan vissen, zie je hem vaak overvliegen in rijtjes. Soms jaagt hij in grote groep, en dan werken de aalscholvers actief samen om zo efficiënt mogelijk vis te vangen. Vis wordt gevangen door te duiken en meestal worden de prooien onder water al opgegeten. Bij voorkeur eet hij voorn, baars, snoekbaars en paling. De aalscholver eet dagelijks zeker 500 gram vis.
Over het algemeen is het een stille vogel, maar in kolonies produceert de aalscholver allerlei kwakende en krakende binnensmondsegeluiden.
De aalscholvers in Nederland voeden zich vooral met kleine vis. Dat kunnen soorten zijn die klein blijven, zoals de pos, grondel en de zandspiering, maar ook jong broed van grotere vissoorten staan op het menu. Het gaat dan, voor de kustwateren en de Waddenzee, vooral om jonge schar, tong, bot en schol. Onderzoek op Terschelling, in de monding van de Eems en op andere plaatsen in het waddengebied, heeft uitgewezen dat in de nazomer de aalscholver zich op het wad voor het merendeel (73%) met deze platvis voedt. Maar de aalscholver is een soort die zich niet gespecialiseerd heeft in een bepaald soort vis. Datgene wat aanwezig is, wordt gegeten.
In een nest van een Aalscholver liggen twee tot vier eieren. De Aalscholver broedt van eind februari tot eind april. Na 28 dagen komen de eieren uit. De jongen worden 6 tot 7 weken lang gevoed door hun ouders, daarna voeden de ouders hun jongen niet meer, zodat ze voor zich zelf kunnen zorgen. Harde wind, regen en storm vormen een bedreiging in de eerste twee maanden. Als de ouders niet voldoende eten kunnen halen komen de ouders niet meer terug bij de jongen. Dan ziet het er voor de jongen slecht uit, andere Aalscholvers pikken hem dan dood. De paren vinden het heerlijk af en toe eens lekker rustig op hun nest uit te rusten en liefdevol elkaars veren te poetsen. De ouders broeden samen en zoeken ook allebei voedsel. In een Aalscholverskolonie zijn ongeveer 1200 broedparen. Aalscholvers laten zittend op een paal of een tak, met klappersende vleugels, hun natte verenpak drogen. Ze hebben weinig afstotend vet op hen veren. Natte veren betekent meer gewicht. De vogel ligt dan dieper in het water en is beter in staat om zijn prooi te vangen
ze worden ongeveer 29 jaar