*info/voeding/voorplanting/gedrag/huisvesting

 

De woestijnvos of fennek is een vos die voorkomt in de woestijnen van Afrika en het Arabisch Schiereiland. Hij kan erg goed in de woestijn leven en leeft dan ook bijna uitsluitend in droge, zanderige gebieden. De aanwezigheid van woestijn grassen en klein struikengewas is belangrijk omdat ze deze planten gebruiken om hun holen te versterken. Woestijnvossen zijn zo goed aangepast aan het klimaat van de Sahara dat ze niet hoeven te drinken. In tijden van nood is nabijgelegen vegetatie echter een belangrijke bron van water en voedsel.

De woestijnvos is de kleinste van alle niet gedomesticeerde hondachtigen, met de grootste oren van alle vossen, tot 15 cm lang. De oren worden gebruikt voor het op het gehoor lokaliseren van prooi en kunnen door hun grote oppervlak warmte helpen afstaan. Hij is 30 tot 40 cm groot en zijn staart is 20 tot 30 cm lang. De schouderhoogte bedraagt 18-22 cm. Het gewicht bedraagt 0.8 kg bij de vrouwtjes (vixen) tot 1,5 kg bij de mannetjes.

De woestijnvos heeft een witte buik en meestal een abrikooskleurige tot geelbruine rug. De poten zijn dik behaard wat een bescherming biedt tegen het hete zand. De ogen, de neus, de snorharen en de punt van de staart zijn zwart. De vacht van de jongen is donzig en bijna helemaal wit.

Aan de dorsale zijde van de staartaanzet bevindt zich een bruin-zwart kliertje dat bij katachtigen en bij wolven, vossen en jakhalzen voorkomt. Dit kliertje produceert feromonen en speelt een rol bij de voortplanting. 

Door een reflecterend netvlies kunnen woestijnvossen ook 's nachts goed zien.

Ze kunnen uit stilstand 0.7 meter hoog en 1 meter ver springen. Dit gebruiken ze om prooien te vangen.

Ze halen het meeste vocht uit hun voedsel, insecten, kleine knaagdieren, schorpioenen, eieren, hagedissen, hazen, slangen, spinnen, vis, vogels, vruchten, zaden en soms ook bessen. Met een beet kan hij zijn prooi doden en naar het leger brengen voor een rustige maaltijd.

Woestijnvossen zijn nachtdieren en jagen vooral 's nachts. Ze leven in familiegroepjes van soms wel 10 dieren en zijn erg schuw. Ze slapen overdag in zelfgemaakte holen wat hen beschermd tegen de hitte. Door te graven vinden ze ook veel voedsel in de grond. Woestijnvossen graven zo snel dat het net lijkt alsof ze worden opgeslokt door het zand. Ze beschermen net als andere dieren hun nest (leger). Als de ene helft van de groep jaagt dan passen de andere op het leger.

De holen kunnen uit meerdere tunnels en ingangen bestaan waardoor ze bij gevaar makkelijker weg kunnen komen. De holen worden onder struiken of wortels van planten gegraven, wat voor extra stevigheid zorgt. Voor het bekleden van de geboortekamers worden bladeren gebruikt.

Ze bakenen hun territorium af met urine en uitwerpselen.

Ze paren elk jaar van januari tot februari. De mannetjes zijn in die tijd heel agressief en proberen dan dubbel zo hard om een extra groot territorium te bemachtigen. De draagtijd is 50 tot 53 dagen, de bevalling is in maart en er zijn 2 tot 4 jongen per keer. De jongen wegen bij de geboorte slechts 50 gram. Na twee weken gaan de oogjes open en na een week of vier beginnen de jonge vosjes in het hol te spelen. Na 5 weken verlaten ze voor het eerst het hol. Pas na drie maanden worden de jongen gespeend. 

Voor én na de bevalling zorgt het mannetje voor voedsel. Mannetjes en vrouwtjes vormen paartjes voor het leven. Als woestijnvossen in gevangenschap leven dan paren ze amper en worden er ook bijna geen jongen geboren. 

Woestijnvossen zijn na 6-9 maanden geslachtsrijp en ze kunnen zo'n 12 jaar oud worden.

  • Woestijnvossen zijn hondachtigen en hijgen dus ook als ze het warm hebben. Door de grote oren kan de fennek een ander dier op 1,5 km afstand horen bewegen of zelfs een prooi onder het zand horen.
  • De naam woestijnvos is de bijnaam van de Duitse veldmaarschalk Erwin Rommel.
  • Woestijnvossen kunnen met wat aandacht wel als huisdier worden gehouden. In Nederland is dat echter voor wildvangdieren niet toegestaan. Ze kunnen erg tam worden en zijn dan ook vriendelijk tegen vreemden. Ze kunnen ook leren op een bak te gaan. Hun dag-nachtritme zullen ze enigszins aanpassen aan hun baasje , Fenneks kunnen met wat aandacht wel als huisdier worden gehouden. Dit is in Nederland sinds 2017 toegestaan; bij nakweek moet men dit kunnen aantonen. Ze kunnen erg tam worden en zijn dan ook vriendelijk tegen vreemden. Ze kunnen leren op een bak te gaan. Hun dag-nachtritme zullen ze enigszins aanpassen aan hun baasje. Ze gedijen op een zeer eiwitrijk dieet kattenbrokken, liefst aangevuld met insecten zoals meelwormen; ze zijn vatbaar voor de meeste hondenziekten en dienen daartegen ook te worden gevaccineerd. Ze zijn erg actief en hebben veel beweging nodig.