info,kenmerken,lengte,voeding,voortplanting

 

minstens 2,6 miljoen paren; 10 miljoen onvolwassen dieren.

 Adéliepinguïns vind je zelden ten noorden van 60° zuiderbreedte. Ze blijven altijd ten zuiden van het poolfront. Hun leefgebieden bevinden zich op het Antarctische continent en op nabij gelegen eilanden. Ze wonen het liefst tussen het pakijs, maar kleine kolonies vestigen zich ook op de Zuid-Shetland-, de Zuid-Orkney en Zuid-Sandwicheilanden.

Lengte: 70-71 cm

Gewicht: 3,8 tot 8,2 kg

De Adéliepinguïn is de op een na kleinste pinguïn in Antarctica (de kleinste is de totsspringer). Hij is gemakkelijk herkenbaar door zijn zwarte kop, kin en rug en zijn witte buik.

: In oktober/november, van zodra de broedgebieden sneeuwvrij zijn, leggen Adéliepinguïns één of twee eieren, die elk 100 tot 125 gram wegen. De eieren worden in 30 tot 40 dagen afwisselend door elke ouder uitgebroed. Deze korte broedperiode ( broeden langer) is te wijten aan de korte Antarctische zomer.

Pasgeboren kuikens worden door de ene ouder bebroed, terwijl de andere naar zee gaat om voedsel te zoeken. De ouders wisselen elkaar om de twee dagen af. Na 22 dagen is het kuiken groot genoeg en gaan beide ouders samen naar zee om voedsel te zoeken. De kuikens verzamelen zich in kleine groepjes van drie tot twintig jongen: de crèche. Dit vermindert het risico om door roofdieren opgepeuzeld te worden en houdt de kuikens ook warm. Na 52 tot 61 dagen krijgen de kuikens veren.

Adéliepinguïns duiken tot 40 meter diep. Ze achtervolgen hun prooi waarbij ze onder water heen en weer zwenken.

De Adéliepinguïn eet vooral krill, maar ook vis en pijlinktvis.

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb