info/uiterlijk/voeding/voortplanting

 

Met zijn schofthoogte van maximaal 1,40 m is het konikpaard eerder een pony dan een paard.  Andere uiterlijke kenmerken van het ras zijn:

  • de muisgrijze of bruine kleur
  • de streep op de rug
  • de korte, dikke hals
  • de korte oren
    . Verder heeft hij een brede rug, een korte, dikke hals, relatief korte oren en gespierde dijen. De kleur van deze dieren kan verschillen, maar ligt meestal tussen muisgrijs en bruin.

Konikpaarden eten over het algemeen voedsel van een lage kwaliteit, namelijk gras. Het zijn geen herkauwers, zoals veel andere grazers. Hierdoor moeten ze veel gras eten om aan hun energiebehoefte te voldoen. De dieren leven in grote groepen, dicht op elkaar. Tijdens het grazen kunnen zij op deze manier een groot gebied efficiënt leeg grazen.
In de winter is er niet voldoende gras aanwezig om van te eten. In deze periode graaft het paard wortels uit met zijn hoeven en eet ze op om zijn dieet aan te vullen.

Het konikpaard heeft een draagtijd van 11 maanden. Het jong wordt in het late voorjaar of de vroege zomer geboren. De eerste weken drinkt hij uitsluitend bij zijn moeder, later vult hij dit aan met gras. Na ongeveer een jaar kan het jong voor zichzelf zorgen. Zijn moeder staat niet meer toe dat hij bij haar drinkt.
Wanneer er voldoende voedsel beschikbaar is werpen vrijwel alle vrouwtjes in een kudde. Er worden dan ook veel tweelingen geboren. Wanneer er minder voedsel beschikbaar is, worden er ook minder jongen geboren.