*info/gedrag/voortplanting/uiterlijk
Verspreiding:regenwoud Kameroen, Nigeria, eiland Bioko
Voedselvruchten, zaden, wortels, insecten
Leeftijd : tot: 28 jaar (in gevangenschap)
Lengte: kop - romp 70 cm, staart 5 - 12 cm
Gewicht: 15 - 20 kg (mannetje), vrouwtje: 10 - 15 kg
In iedere groep is meestal het leidende mannetje dat met de vrouwtjes van zijn harem paart. Hij paart met ieder vrouwtje dat paringsbereid is, wat duidelijk zichtbaar is aan de gezwollen gedeelte rond de staart van het vrouwtje. Na zeveneneenhalve maand komt het jong ter wereld. Het wordt door de moeder gezoogd en overal mee naar toe genomen, waarbij het jong zich vastklemt aan de borst van de moeder. Geleidelijk aan begint het jong zijn omgeving te verkennen en met andere jongen uit de groep te spelen. Mannetjes zijn aanvankelijk donker, maar als ze volwassen worden, krijgen ze de felle, scharlakenrode en violette kleuren. Vrouwtjes mogen als ze volwassen zijn worden, binnen de groep blijven, maar de volwassen geworden mannetjes worden door de leider uit de groep verdreven. De opvallende kleuren van het aangezicht en achterwerk maken het mannetje van de mandril veel angstaanjagender dan hij in werkelijkheid is. De mandril leeft op de grond in de dichte regenwouden van West-en Centraal Afrika. Hij is een van de grootste baviaanachtigen. Alleen de mannetjes hebben de in het oog springende kleuren die zo typisch zijn voor deze diersoort.
drils eten vruchten, bladeren, zaden, insecten, eieren en kleine zoogdieren. Onder aanvoering van het volwassen mannetje, dat bepaalt waar voedsel gezocht wordt, gaat de groep er vlak na zonsopgang op uit.
Mandrils zijn even sociaal als alle andere baviaanachtigen. Ze leven in groepen van 15 tot 200 dieren. In de droge periode zijn de groepen groter doordat een aantal kleinere groepen zich samen voegen. Een groep bestaat uit ten minste een volwassen mannetje, ongeveer vijf volwassen vrouwtjes en hun jongen. De andere mannetjes leven in hun eentje. Tussen volwassen mannetjes wordt vrijwel zeker gevochten om het leiderschap van een groep. Het grootste gedeelte van de dag wordt doorgebracht met het zoeken naar voedsel in het bos. Het bos schalt van hun lawaai, want tijdens hun voedseltochten maken ze voortdurend verschillende grommende en schreeuwende geluiden om onderling contact te houden en elkaar te waarschuwen bij gevaar, bijvoorbeeld als er een luipaard in de buurt komt. Op gezette tijden lassen ze rustpauzes in. Dan houden de volwassen dieren zich bezig met de verzorging van de vacht en kunnen de jongen een poosje met elkaar ravotten.