De ontwikkeling van de kangoeroe

Toen het land van Australië van het vaste land af begon te drijven, ontstonden er vele kleine tropische eilanden. Deze eilanden kwamen lager te liggen en het klimaat werd droger, waardoor grote stukken graslanden ontstonden. De buideldieren maakten gebruik van deze veranderingen. Dieren ter grote van een rat verlieten de veiligheid van de bomen waarin zij leefden. Uit deze soorten ontwikkelde zich de verschillende soorten kangoeroes, variërend in grootte van minder dan een halve kilo wegende muskusratachtige kangoeroes tot meer dan 80 kilo wegende rode kangoeroes.Van oorsprong zijn alle zoogdieren in Australië buideldieren.

In Australië is het grasland van de kangoeroe omdat er geen hoefdieren aanwezig zijn. Door het eten van het gras en bladeren krijgen ze voldoende vocht binnen zodat ze wekenlang zonder water kunnen. Dat is erg belangrijk voor in de droge periodes.

Kangoeroes en mensen
Veel mensen houden van kangoeroes, maar niet iedereen. Sommigen mensen eten ze op. Vroeger werd er veel op ze gejaagd door de aboriginals (de eerste mensen in Australië). Die deden dat met speren. Het vlees van de kangoeroe aten ze op en van de huid maakten ze kleren. 
Later kwamen de Europeanen naar Australië. Die gingen op kangoeroes jagen met geweren. Ook voor het vlees en de vacht, maar vooral omdat ze het schadelijke dieren vonden en zelfs voor de grap. Er zijn daardoor vier soorten kangoeroes uitgestorven.
De meeste soorten kangoeroes zijn nu beschermd. Van de reuzenkangoeroe springen er nu miljoenen rond. Dat komt doordat mensen drinkplaatsen voor schapen en koeien hebben gemaakt. En daar hebben de reuzenkangoeroes ook plezier van. De boeren vinden dat er nu te veel reuzenkangoeroes zijn. De regering van Australië bepaalt elk jaar hoeveel kangoeroes de boeren mogen schieten. Dat zijn er soms heel erg veel.

Een kangoeroe is een echte planteneter. Met zijn snijtanden kan hij goed bladeren en gras af bijten. Een kangoeroe graast, net als een koe. Omdat hij een spleetje in zijn bovenlip heeft (zoals een haas) gaat dat heel makkelijk. 
Ze moeten goed kauwen, want het voedsel is nogal taai. Daardoor slijten de kiezen van een kangoeroe af. Maar dat is niet zo erg, want hij krijgt gewoon weer nieuwe tanden. Die schuiven langzaam op de plaats van de oude kiezen.

Als kangoeroes geen haast hebben, lopen ze op vier poten. Of zelfs op vijf 'poten', met hun staart erbij. Maar lopen toch liever op hun achterpoten. Dat gaat een stuk sneller. Voor de kangoeroes is dat ook makkelijker, want na elke landing, veren ze weer opnieuw omhoog. 
De meeste kangoeroes zijn geen klimmers. Maar een paar wel, zoals de rotskangoeroe. Die heeft ruwe zolen, zodat hij niet uitglijdt op de rotsen. De beste klimmer is de boomkangoeroe. Hij klimt vooral met zijn voorpoten: daarmee trekt hij zich op en dan haalt hij zijn achterpoten bij. Zijn staart is alleen voor het evenwicht, want hij kan zich er niet mee vastgrijpen.Verdediging
dingo’s zijn gevaarlijke roofdieren. Vooral kleinere kangoeroes moeten daarvoor uitkijken. Ze houden hun ogen, oren en neus daarom altijd goed open. Dan kunnen ze op tijd vluchten bij gevaar. Als ze samen jagen, durven dingo's soms zelfs een reuzenkangoeroe aan. Dan moeten ze wel erg goed weten wat ze doen, want een reuzenkangoeroe kan heel hard trappen.Vooral als hij boos of bang is.

Geboren!
Voordat de baby er is, likt moeder een paadje van het geboortegaatje naar de ingang van de buidel.
Als het jong wordt geboren is het nog heel erg klein. Zelfs bij de reuzenkangoeroe is het niet groter dan een tuinboon (en weegt maar 1 gram). Echt mooi is een kangoeroebaby niet. Kaal en nog geen ogen. Het lijkt veel op een wormpje. Hij kan nog niet veel, maar kan wel goed ruiken en goed klimmen. Met zijn voorpootjes klauwt hij door de vacht zijn neus achterna naar de buidel. Door het natte paadje, vindt hij de weg beter en droogt hij niet uit.

Een baby kangoeroe 
In de buidel
In de buidel vindt het kleine kangoeroetje vier tepels. Meestal zijn er maar drie klein genoeg voor zijn minimondje (de grote is van zijn oudere broer of zus: daar komt vettere melk uit). Hij kiest de eerste tepel die past. En dan wordt de tepel in zijn mond iets dikker. Zelfs als hij geen dorst meer heeft, blijft het kleintje aan de tepel vastzitten. Een paar maanden lang! In die tijd groeit hij. Dan krijgt hij een zacht vachtje, oren en kraaloogjes. Als hij een maand of vijf is, steekt een kleine reuzenkangoeroe voor het eerst zijn koppie uit de buidel. En als moeder bukt, eet hij zijn eerste hapjes gras.

Uit de buidel
Als een reuzenkangoeroe ongeveer 9 maanden is, komt hij helemaal uit de buidel. Hij is dan 3 kilo. Dat is meer dan 3000 keer zo zwaar als bij zijn geboorte. De kangoeroe moet eerst een beetje wennen. Maar al snel huppelt hij vrolijk rond. Alleen als hij schrikt of slaap krijgt, kruipt hij weer lekker in de buidel terug. Zeker als hij nog groter wordt, is dat een grappig gezicht: kop eerst in de buidel, dan koppeltje duiken en dan zie je zijn hoofd weer komen. Vaak steken ook zijn voeten en zijn staart dan nog half naar buiten. Op een dag mag hij van moeder niet meer in de buidel kruipen. Alleen mag hij nog wel drinken. En wat ziet hij daar? Een klein broertje of zusje!

Volwassen
Een kangoeroe is snel volwassen. Een vrouwtje van een jaar of twee kan al paren en al een maand later wordt haar eerste kindje geboren. Vaak paart het vrouwtje kort daarna weer. Maar in haar buik (voordat het jong geboren wordt) gebeurt er iets vreemds met dat tweede kindje: het stopt met groeien. Pas als het eerste kind bijna groot genoeg is om uit de buidel te kunnen, groeit nummer twee verder.
Een mannetje van twee jaar kan ook al vader worden. Maar zo’n jonge kangoeroe krijgt daar meestal niet de kans voor. Alleen de grootste en sterkste man van de kudde mag paren. Als jonge kangoeroe kun je dat voorlopig beter uit je hoofd laten. Hij moet eerst nog wat groter en sterker worden. 
Oud
Als een kangoeroe geen ongeluk krijgt of gepakt wordt door een wilde hond(dingo), kan hij 18 jaar worden. In dierentuinen hebben ze het nog makkelijker. Daar is een reuzenkangoeroe geweest die 28 jaar is geworden. 

3. De woonplaats en het voedsel

Waar leven kangoeroes?
De meeste kangoeroes leven in Australië, maar je vindt ze ook in Tasmanië, Nieuw-Guinea en op nog wat kleinere eilanden in de buurt van Australië. In Nieuw-Zeeland leven geen kangoeroes. 
De verschillende soorten kangoeroes voelen zich in verschillende gebieden thuis. De reuzenkangoeroe springt het lekkerst over de grote grasvlaktes. Kleinere kangoeroes voelen zich prettiger in gebieden met veel struiken. De rotskangoeroe zoekt de bergen op. In bossen vind je de boomkangoeroe, vooral in de grote regenwouden van Nieuw-Guinea.

Samen of alleen
De meeste kangoeroes houden van gezelligheid. Vooral de reuzenkangoeroe zie je vaak in een kudde. Samen is het ook veiliger: er is er altijd wel een die als eerste gevaar ziet aankomen. De mannetjes maken ook wel ruzie met elkaar. Bij een gevecht gaat het er hard aan toe. Ze boksen met hun voorpoten en schoppen met hun achterpoten. Een mens of een dingo schoppen ze zo dood, maar zelf kunnen de kangoeroes wel tegen een stootje. De winnaar wordt de baas van de kudde. En de vader van alle volgende kinderen, want hij is het enige mannetje die mag paren.
Sommige kleinere soorten kangoeroes leven in kleine groepen of met hun tweeën: een man en een vrouw. En er zijn er ook wel die liever alleen blijven. Behalve natuurlijk als ze verliefd worden en willen paren. Maar als dat over is, gaan ze weer alleen verder.

Het voedsel
De plek waar reuzenkangoeroes leven (het binnenland van Australië), is het erg droog. Ze zijn daarom steeds op weg naar plekken met vers gras. Soms moeten ze daarvoor ver reizen.
De kleinere kangoeroes eten liever andere planten. Zo zoekt de rotskangoeroe overal tussen spleten naar planten en struiken. De boomkangoeroe eet bladeren. Bladeren en gras zijn taaie planten. Daarom moeten kangoeroes 
goed kauwen. Ze hebben een grote maag en lange darmen, speciaal om taai eten goed te verteren. Kangoeroes zijn ook herkauwers. 
De kangoeroerat is de enige van de kangoeroes die ook wel wat anders eet dan planten: die lust ook wel wormen en insecten.